Bijna 20 jaar geleden…

… en nog helemaal relevant. Een tekst die ik gebruikte voor een debat op de Gentse Feesten. En uiteraard had ik helemaal ongelijk… het waren geen communicerende vaten… Maar de middenklasse heeft angst en moet angst hebben, want het zijn haar ‘privileges’ die verdwijnen. Kan iemand eens een studie maken van hoeveel stemmen voor het Vlaams Belang er zijn bijgekomen door het verdwijnen van bushaltes van De Lijn? van geldautomaten? van bakkers en slagers?

Wie angst heeft kan niet moedig zijn (24/06/2006)

We leven in een vreemd land. Een uitdrukkelijk wegens racisme veroordeelde partij, verandert haar naam en doet verder alsof er niets is gebeurd. De meeste democratische partijen doen of hun neus bloedt, verlamd door electorale angst. Geen olie op het vuur gooien, denken ze. Het Vlaams Belang niet in een slachtofferrol duwen.

Als er enkele maanden later racistische moorden gebeuren, mag niemand met de vinger worden gewezen. Een politicus die op de collectieve verantwoordelijkheid van de kiezers wijst, wordt wel met de vinger gewezen. Alsof de stem van de kiezer geen goedkeuring van het partijprogramma betekent? Alsof de stem van de kiezer geen instemming betekent met de praktijk van de partij? Het ziet er soms naar uit dat het de politici zelf zijn die de kloof tussen politiek en burger open willen houden. Of hoe racistisch is Vlaanderen eigenlijk? En waar komt dat racisme vandaan?

We hebben alles geprobeerd, maar niets is gelukt, zo hoort men ook voortdurend. Het Vlaams Belang blijft groeien. Ook na de racistische moorden. Er zijn nu eenmaal kutmarokkaantjes en we mogen de ogen niet sluiten voor de echte problemen die een samenleving van verschillende culturen veroorzaakt. Migranten moeten inburgeren en Nederlands leren. Interculturaliteit, zeggen anderen dan weer, dat is het goede antwoord, leren omgaan met de ander, hem en haar leren respecteren. Of kleinere kleuterklasjes, antwoordt de minister. Want achterstelling begint op jonge leeftijd. En van achterstelling komt criminaliteit.

Kortom, het debat gaat over ongeveer alles, behalve over datgene wat aan de basis ligt van racisme en vreemdelingenhaat, wat er de voedingsbodem voor creëert, met name de sociaal-economische oorzaken ervan.

Over racisme kan ik kort zijn omdat er betere deskundigen zijn dan ik. Het gaat hier over fundamentele mensenrechten. Iedereen heeft gelijke rechten en vrijheden, ongeacht haar of zijn ras, kleur, geslacht, taal, religie, opinie, nationale of maatschappelijke achtergrond, vermogen, geboorte. Artikel 2 van de Universele Verklaring over de Mensenrechten. Wie deze mensenrechten met voeten wil treden, openlijk of verdoken, moet worden veroordeeld. Wie haat zaait, moet juridisch en/of maatschappelijk worden veroordeeld en de mond worden gesnoerd. Als we het over ‘onze waarden’ willen hebben, dan mag dit wel op de eerste plaats staan. Zeker, geen enkel recht is absoluut, vrijheid van meningsuiting is belangrijk, maar de geschiedenis van de twintigste eeuw heeft ons geleerd waar een collectieve discriminatie of stigmatisering toe kunnen leiden. Van het Derde Rijk tot Rwanda. Marokkanen, Noord-Afrikanen en moslims in het algemeen voortdurend collectief zwart maken, en hen  individueel discrimineren of in elkaar slaan, het is laakbaar racisme, wat voor samenlevingsproblemen er verder ook kunnen zijn. Het zijn problemen die ook tussen blanken ontstaan, tussen Vlamingen, tussen Vlamingen en Franstaligen, enz. We leven – gelukkig maar – in een democratisch bestel waarin over problemen kan en moet gepraat worden. We zijn een land dat groot is geworden met zijn compromisbereidheid.

Toen na de tweede wereldoorlog Italianen, Joegoslaven en Turken naar België kwamen om in de koolmijnen te werken, waren er heel wat minder problemen. Limburg gold lange tijd als een plek van volmaakte integratie. Dat is wellicht overdreven, want ook toen was er discriminatie. De grote racistische problemen bleven echter uit. Er was geen voedingsbodem waar racistische partijen konden op teren. Vandaag is dat veranderd. Waarom? Hier raken we aan de sociaal-economische aspecten van racisme en vreemdelingenhaat. Als mensen werk hebben en ook hun buren hebben werk, dan is er weinig reden voor afgunst. Als mensen weten dat het morgen beter kan zijn, dat er voor de kinderen een hoopvoller toekomst is weggelegd, dan is er minder reden voor angst.

Inburgering, cultuur, onderwijs: uiteraard zijn dit zeer belangrijke dimensies om tot een ‘warme’ samenleving te komen. Maar ze kunnen weinig uithalen, zolang we een economisch beleid voeren dat werknemers tegen werknemers opzet, dat concurrentie tot hoogste prioriteit uitroept, dat financiële winst vóór menselijke ontwikkeling plaatst, dat werk als afgeleide van de groei definieert. Ze kunnen slechts beperkte resultaten hebben zolang we een sociaal beleid voeren dat meer angst dan zekerheid verschaft, waarbij mensen bang zijn hun werk en sociale rechten te verliezen, geen pensioen te zullen krijgen, hun inkomen te zien verminderen. Het is precies zoals met een ‘multidimensioneel’ armoedebeleid dat vergeet dat mensen ook een inkomen nodig hebben. Een ‘warme samenleving’ is ook multidimensioneel en dus mogen de materiële aspecten niet verwaarloosd worden.

Het rijk van de angst

In de grondwet van de Verenigde Staten is een recht op ‘security’ ingeschreven, het recht op veiligheid of zekerheid. In zijn beroemde speech over de ‘vier vrijheden’ sprak president Roosevelt in 1941 ook over een ‘freemdom from fear’. Mensen moesten bevrijd worden van angst, zoals ze moesten bevrijd worden van honger, en vrijheid van meningsuiting en van godsdient moesten genieten. Maar kunnen mensen bevrijd worden van angst? Is angst niet ‘des levens’? Met de Verlichting is de hoop ontstaan dat kennis ons het licht door de duisternis zou tonen en ons inderdaad zou bevrijden van angst. Mensen zijn vandaag niet meer zo bang van duivels en hellevuur als vroeger, maar we zijn massaverbruikers van pillen tegen de angst.

Angst kan je op twee manieren proberen te overwinnen, stelt Theodore Zeldin. Je kan angst door een andere angst vervangen, of je kan angst door nieuwsgierigheid vervangen.

De rijken van deze wereld hebben begrepen dat ze hun angst kunnen vervangen door ze over te dragen op de armen. De armen kunnen proberen hun angst te overwinnen door telkens opnieuw op zoek te gaan naar nieuwe middelen om zich te beschermen.

De rijken zijn bang, zoveel is zeker. Bang hun onmetelijke rijkdom en hun voorrechten te verliezen. Bang om op die manier het respect en hun macht te verliezen. Bang zijn ze ook van al diegenen die niet zo rijk zijn als zijzelf, omdat ze ergens wel weten dat hun rijkdom de armoede van de ander betekent. Zij kunnen niet geloven dat de armen arm willen blijven en niet ooit zullen proberen hun rechtmatig deel van de rijkdom op te eisen. Vandaar trouwens de eeuwenoude fascinatie van de rijken voor armoede. Zij willen de armen begrijpen, zij willen doordringen tot het diepst van hun ziel, zij willen begrijpen hoe je arm kán leven en stellen zich voor dat je straatarm ook gelukkig moet kunnen zijn. Tegelijk willen ze de armen ook helpen, want slechts op die manier kunnen ze hun rijkdom verantwoorden. Ze willen geven, want ook geven is macht en op die manier bewijzen ze hun maatschappelijk nut. Door te geven proberen ze hun angst te bedwingen. De arme die krijgt moet dankbaar zijn en mag de rijke niet belagen.

Ze dragen hun angst ook over op de armen, omdat ze weten dat bange mensen zoeken naar bescherming en die bescherming willen ze zelf ook bieden. Er wordt een klimaat van angst gecreëerd met een vijand die ongrijpbaar blijft, die permanente waakzaamheid vergt maar hun eigen belangen nooit op het spel zet. Terrorisme, de islam, aids, vogelpest, sars, klimaatverandering, inflatie. Het zijn stuk voor stuk reële problemen die tegelijk worden gebruikt als bron van macht. Hoe angstiger mensen zijn, hoe beter ze zich zullen gedragen, hoe meer vertrouwen ze zullen stellen in de elites om hun angst te bezweren, hoe minder ze die elites als klassevijand zullen beschouwen. De rijken creëren de angst van de armen om hun eigen angst te overwinnen, om zich van de loyauteit van de armen te verzekeren en om een dekmantel voor hun beleid te vinden.

Toch hebben de armen en ook de middenklassen al genoeg redenen om bang te zijn. Het neoliberale beleid van de afgelopen twintig jaar heeft alle zekerheden ondermijnd. De inkomensgaranties worden bedreigd, de inkomens stagneren, er zijn nauwelijks banen, zeker niet voor de laagste klassen, mensen zijn bang geen pensioen meer te zullen krijgen, sociale rechten staan op de helling. Ook dit zijn reële problemen die terechte angst veroorzaken.

Voeg daarbij een niet aflatend discours over de bedreigingen van de mondialisering, de dreigementen van ondernemingen om het land te verlaten als de ‘lasten’ niet dalen, een beleid  dat het kapitaal ook effectief vrij laat te gaan en staan waar het wil, en dat landen en mensen tegen elkaar opzet om met elkaar te concurreren, en alle redenen om de angst te laten overheersen zijn aanwezig.

Angstige mensen zoeken beschermen. Als er zich in zo’n klimaat een partij aandient die zegt de mensen te willen beschermen, tegen de mondialisering, tegen de migranten die het werk afpakken, tegen illegalen die onze bijstand misbruiken, tegen criminele jongeren, tegen de politiekers die enkel de eigen zakken willen vullen, dan is er niets irrationeels of cultureels dat steun voor deze partij moet verklaren. Mensen zijn angstig, voelen zich bedreigd en zoeken bescherming. Het is perfect rationeel dat ze kiezen voor een partij die zegt hen te willen beschermen. Zoals het een goede eeuw geleden perfect rationeel was te kiezen voor een socialistische partij die vocht voor sociale bescherming en er een kom soep bovenop gaf.

Indien men de steun voor het Vlaams Belang wil begrijpen, dan moet men eerst begrijpen dat mensen bang zijn, en dat ze steun zoeken bij hen die bescherming beloven.

Inbedding van de markt

Een ongebreidelde markt vernietigt de samenleving, zo leerde ons Karl Polanyi. De markt is een plek van macht, van sterken tegen zwakken. Als de markt niet wordt gestuurd en gereguleerd, dan is er geen ‘level-playing field’, laat staan ‘gelijke kansen’, en dan winnen de sterken altijd. Als de concurrentie en de onpersoonlijke marktrelaties het halen van de interpersoonlijke relaties, dan onttrekt de markt zich aan de sociale relaties, dan blijven mensen verweesd achter, zonder bescherming.

Dit is het delicate terrein van het grensgebied tussen persoonlijke relaties en corruptie. Uiteraard moeten corruptie, omkoping en steekpenningen veroordeeld worden. Uiteraard moet elke persoonlijke verrijking ten koste van de samenleving hard worden aangepakt. Echter, de formele strijd die door de nationale en internationale instellingen en door sommige media tegen ‘corruptie’ wordt gevoerd verbergt heel vaak een andere agenda. Het gaat er om de markt inderdaad ‘onpersoonlijk’ te maken, te verbieden dat menselijke relaties meespelen in het toekennen van een order. Dit is een strijd van liberalen die een zuiver marktspel willen promoten tegen kapitalisten die de concurrentie willen vermijden. Het is tegelijk een strijd tegen al diegenen die economisch actief willen zijn zonder hun menselijkheid te verliezen.

Waarom kan ik geen bestelling geven aan een vriend of familielid als een buitenstaander 10 Euro goedkoper is? Waarom is dit corruptie als het om een overheidsbestelling gaat en een positief ‘human relations’ beleid in de particuliere sector? Met het zogenaamde anti-corruptiebeleid dat vandaag wordt gevoerd, probeert men de markt volledig los te koppelen van de sociale relaties die een (nationale) samenleving onderbouwen. En op die manier wordt opnieuw het bedje gespreid voor de angst die eigen is aan geïsoleerde individuen, voor mensen die alleen hun weg moeten zoeken in een mensenmassa die nog nauwelijks samenleving is, waar een strikte scheiding tussen markt, overheid en maatschappij wordt opgetrokken. En waarin mensen wordt aangeraden hun ‘sociaal kapitaal’ op te bouwen, een kapitaal dat uiteraard moet renderen.

De West-Europeaan die een Egyptische winkel binnen gaat en een kopje thee krijgt aangeboden, kijkt verschrikt op en wil meteen weer weg. Een verplichting om te kopen, denkt hij of zij. Terwijl juist hier de markt nog is ingebed in de sociale relaties en beide onmogelijk los van elkaar kunnen gezien worden. Wij zijn dat verleerd, wij kunnen daar niet meer mee om.

Vrijheid van verkeer

In onze geliberaliseerde en gemondialiseerde samenleving mogen er geen grenzen meer zijn. Noch voor goederen, noch voor diensten, noch voor kapitaal, noch voor mensen. Dat laatste klopt natuurlijk niet. En juist naarmate de grenzen voor kapitaal wegvallen, worden de muren voor mensen hoger opgetrokken. De zogenaamde vrijheid doet de ongelijkheid namelijk toenemen.

Het vrij verkeer van goederen tussen ongelijke partners in Noord en Zuid heeft als onvermijdelijk gevolg dat rijke landen meer verwerkte produkten kunnen uitvoeren naar arme landen. Arme landen moeten meer en meer grondstoffen en basisprodukten uitvoeren naar rijke landen. Om in hun eigen behoeften te voorzien zijn ze afhankelijk van import. De handel is in handen van voornamelijk multinationale bedrijven. Voeg daarbij de torenhoge en moordende schuldenlast die slechts mondjesmaat en tegen strenge voorwaarden wordt kwijtgescholden, en je hebt een recept voor collectieve verarming. De exportsubsidies in de landbouwsector van het Noorden doen bovendien veel landbouwbedrijven de das om. Het is geen toeval dat tientallen landen er volgens de UNDP vandaag veel slechter voorstaan dan twintig jaar geleden. De menselijke ontwikkeling gaat, voornamelijk in Afrika, achteruit, iets wat nooit eerder in de geschiedenis werd vastgesteld. Het valt dan ook niet te verbazen dat duizenden mensen op zoek gaan naar betere levensomstandigheden, omdat hun eigen land geen enkel toekomstperspectief te bieden heeft. Honderden mensen schieten daar elk jaar het leven bij in, tegen de electrisch geladen prikkeldraad of in de woestijn aan de Mexicaanse grens, op zee of op de stranden van Zuid-Spanje. Duizenden mensen slagen er in hun weg te vinden naar Europa of de Verenigde Staten.

Het vrij verkeer van diensten doet hier zowel als in het Zuiden de openbare diensten verdwijnen. Multinationale bedrijven verjagen de binnenlandse ondernemingen. Het leidt tot meer werkloosheid, minder inkomen, meer onzekerheid. Het leidt tot goede diensten voor de rijken en minder goede diensten voor de anderen.

Het vrij verkeer van kapitaal leidt tot meer en meer groei, wereldwijd, maar tegelijk tot enorme regionale schommelingen. Als grote ondernemingen verhuizen van land A naar land B naar land C, zijn het de werknemers van land A en B die het gelag betalen. De speelgoedfabrikanten en de electronicabedrijven in het Noorden van Mexico bijvoorbeeld, zijn masaal naar China vertrokken. Wat moeten die Mexicaanse vrouwen dan doen?

Volgens de theorie zou meer migratie tot meer gelijkheid moeten leiden. In de emigratielanden verkleint het aanbod op de arbeidsmarkt, zodat de lonen kunnen stijgen. In de immigratielanden verhoogt het aanbod, zodat de lonen tijdelijk dalen. In de werkelijkheid zien we echter dat de lonen overal een dalende of stagnerende trend vertonen.

Het aanbod op de arbeidsmarkt van de rijke landen, zoals in West-Europa, is meer dan groot genoeg. Het is echter fout te denken dat, wanneer laaggeschoolden geen werk hebben, het volstaat hen een betere opleiding te geven. In eerste instantie treedt immers een verdringingseffect op. Hooggeschoolen nemen banen op voor mindergeschoolden. Mindergeschoolden nemen banen in voor laaggeschoolden. En laaggeschoolden verdringen de ongeschoolden. Neem daarbij het feit dat zogenaamde ‘illegale’ migranten of vluchtelingen makkelijk werk vinden op de ‘zwarte’ markt, tegen erg lage lonen, en men ziet hoe het telkens opnieuw de laagste klassen zijn die uit de boot vallen. Ofwel omdat er voor hen geen werk meer is, ofwel omdat ze schandelijk slecht worden betaald.

Echter, de laagste klassen hebben minder te verliezen dan de middenklassen. De frustratie is er minder groot omdat voor hen de rijkdom altijd buiten bereik is geweest. De middenklassen hebben zich vaak aangesloten bij de rijken, omdat ze dachten beter te zijn en het beter te hebben dan de armen. Nu echter neemt de rijkdom zo’n hoge vlucht dat ook zij verweesd achter blijven. Ze leven op de rand van hun kleinburgerlijke materiële rijkdom – villa, auto, exotische vakanties – maar stellen elke dag opnieuw vast dat de echt leuke dingen des levens ook voor hen niet meer betaalbaar zijn. Het neoliberalisme maakt niet de rijken rijker en de armen armer. Het maakt de rijken erg veel rijker en duwt de middenklassen naar beneden. Het zorgt geleidelijk voor een dualisering van de maatschappij.

Een bijkomend verschijnsel is dat alle middelen die armen hebben gevonden om desondanks een inkomen te verwerven, systematisch gecriminaliseerd worden. Dat gebeurt in eerste instantie met migratie zelf, maar ook met een absolute verdediging van het eigendomsrecht, met prostitutie of met drugshandel. De verkoop van namaakartikelen is de jongste activiteit in het rijtje. De lokmiddelen van de consumptiemaatschappij kunnen volop hun gang gaan, maar een steeds groter wordende groep mensen mag er niet bij. Het zijn de rijken die de voorwaarden bepalen waarin armen een inkomen kunnen krijgen.

De enkele migranten die ‘slagen’ betalen een hoge prijs. Denk aan de vermoorde Oulemata uit Mali. Zij was in België om op de kindjes te passen van een progressief blank echtpaar. Haar eigen kind moest ze achter laten in Mali. Zo groeien hele generaties kinderen op zonder hun ouders, omdat de peuters én de bejaarden in rijke landen nu eenmaal koopkrachtiger zijn dan de eigen familie.

We zijn opnieuw in een tijdperk van meiden en knechten beland, van mensen zonder rechten, afhankelijk van hun broodheren om te overleven.

Verzet

De veiligheid van samenlevingen en van individuen is altijd de eerste en de ultieme legitimatie geweest van politiek gezag. Wie de mensen bescherming aanbiedt, krijgt macht.

Wanneer de markt vrijuit kan spelen en de samenleving stukje voor stukje vernietigt, komt er ook verzet. De samenleving zal zich verdedigen, mechanismen zoeken en vinden om de cohesie te behouden, om te overleven. Er zijn uiteraard vele manieren om zich te verdedigen en om zich te beschermen, maar grosso modo zijn er slechts twee grote soorten van ‘veiligheid’ of ‘bescherming’.

Je kan enerzijds een beroep doen op een sterke staat en vragen dat die met politie en leger de individuele burgers beschermt en bedreigingen afwent. Eventueel kunnen individuen zichzelf bewapenen, zoals in de VS gebruikelijk is. Anderzijds kan je vanuit de samenleving zelf die bescherming organiseren d.m.v. solidariteit. Of je vraagt aan de overheid die solidariteit struktureel te organiseren. Politiebescherming of sociale bescherming, in beide gevallen komt het er op aan de angst te overwinnen en de kwetsbaarheid te beperken.

Anderhalve eeuw geleden zijn onze westerse samenlevingen begonnen met het uitbouwen van een sociale zekerheid. Ook de tweede helft van de negentiende eeuw was een moeilijke economische tijd, met een oprukkende industrialisering en een algemene verpaupering van de lagere klassen die van het platteland naar de steden trokken om werk te zoeken. Ook toen kon men zien hoe de ‘sociale kwestie’ met morele argumenten werd aangepakt, hoe de paupers werden beschuldigd van luiheid en drankzucht, hoe hun kinderen werden ‘geplaatst’ om ze aan de slechte invloed te onttrekken, hoe ze stilaan werden herleid tot barbaren en werden vergeleken met dieren. Het was geen ‘vreemdelingenhaat’, want het ging om mensen van de eigen maatschappij, maar het mechanisme was precies hetzelfde. Men weigerde om de sociale gevolgen van de industrialisering onder ogen te zien en ontwikkelde daarom een moralistisch discours dat armoede tot een cultureel en crimineel probleem herleidde. Hieraan is slechts een einde gekomen dank zij een verbetering van de levensstandaard. De lonen gingen geleidelijk aan naar omhoog, arbeiders werden verzekerd tegen ongevallen, ze kregen een pensioen.

Na de tweede wereldoorlog werd die sociale zekerheid uitgebouwd tot een verzorgingsstaat. ‘Van de wieg tot het graf’ werden de meeste mensen beschermd tegen de markt, volledig los van hun economische situatie kregen ze toegang tot onderwijs en gezondheidszorg, iedereen, zelfs vrouwen, werd eindelijk volwaardig ‘burger’, op voet van gelijkheid met anderen. Zo goed als iedereen had werk, er was hoop en er was toekomst. De samenleving was beschermd. Er was geen voedingsbodem voor racisme of vreemdelingenhaat, ondanks de grote instroom van vreemdelingen.

Naarmate de economische crisis deze verzorgingsstaten belaagt en het neoliberalisme een nieuw sociaal paradigma aanreikt – met zogenaamde armoedebestrijding en ‘gelijke kansen’ in plaats van een op burgerschap gestoelde sociale bescherming – neemt de onzekerheid toe. De angst groeit, terecht. De samenleving wil zich beschermen tegen de toenemende concurrentie en de angst voor het verlies van sociale rechten. Er wordt opnieuw gezocht naar zondebokken, en men vindt opnieuw de laagste sociale klassen, vandaag de allochtonen en vluchtelingen. Net als anderhalve eeuw geleden, worden ze verguisd en bespuwd. Extreem-rechtse partijen wakkeren het vuur aan.  De democratische partijen weigeren de sociale gevolgen van hun neoliberaal beleid te zien. Zij bieden geen bescherming meer aan. Nu de sociale zekerheid wordt bedreigd, wordt een beroep gedaan op ‘meer blauw’. Het is nu de politie die de individuen moet beschermen.

Kiezen

Volgens Hobbes kunnen individuen slechts de oorlog van allen tegen allen vermijden door zich over te geven aan een absolute autoriteit. Machtsmisbruik door die autoriteit moet worden geaccepteerd als de prijs voor vrede. Men zou die ‘autoriteit’ kunnen vergelijken met de sterke staat die, volgens de internationale instellingen, nodig is zowel voor armoedebestrijding als voor de oorlog tegen het terrorisme. De aangeboden veiligheid zal makkelijk worden verbonden aan het gebruik van macht. Het is een veiligheid die wordt aangeboden door de politie en (internationale) strijdkrachten om het individu en de markt ‘vrij’ te maken.

In de Europese Unie wordt de militaire macht eveneens uitgebouwd om crises in arme landen te ‘beheren’. Voor binnenlands gebruik krijgt de politie meer middelen om elk ‘verzet’ in de kiem te smoren. Van zodra progressieve sociale bewegingen als bedreigend worden ervaren, worden ze gecriminaliseerd. De andersmondialiseringsbeweging wordt zoveel mogelijk in verband gebracht met ‘geweld’. De media spelen het spel mee. Ondertussen kan de bevolking steeds beter gecontroleerd worden, en de mensen zijn er dankbaar om. Want wie angst heeft, vraagt orde en wettelijkheid. Meer politie wordt als een efficiënte bescherming ervaren.

Er zijn ook andere oplossingen mogelijk. Volgens Locke is bezit een andere manier van zelfverdediging. Staten moeten dit bezit beschermen maar mensen hebben geen staten nodig voor hun directe persoonlijke veiligheid. Als men dit idee van bezit als bescherming in verband brengt met Robert Castel’s analyse van de westerse verzorgingsstaten, dan kan men begrijpen dat ‘sociale zekerheid’ een alternatief is voor ‘politieveiligheid’. Volgens Castel werden verzorgingsstaten uitgebouwd als een soort collectieve verzekering, een gemeenschappelijk bezit dat kan worden gebruikt door degenen die geen individuele eigendom hebben, zodat ze zichzelf kunnen verdedigen in geval van ziekte, werkloosheid enz. Dit is de kern van sociaal burgerschap, van economische en sociale rechten en openbare diensten waartoe iedereen toegang heeft, onafhankelijk van de eigen rijkdom of armoede. Dit collectief bezit is een sociaal verdedigingsmechanisme waardoor conflicten over middelen worden vermeden en waardoor interventie van politie of leger overbodig wordt, behalve bij ernstige criminaliteit.

Als men de idee aanvaardt dat alle samenlevingen, onder alle omstandigheden, behoefte hebben aan een of andere vorm van bescherming, als men de angst zo veel mogelijk wil inperken, dan staat men voor de keuze tussen sociale of gewapende bescherming, tussen sociale zekerheid of politie en leger. Als we onze angst willen overwinnen, kunnen we de overheid vragen de solidariteit te organiseren óf om politie te sturen.

De dag van vandaag worden de sociale staten ontmanteld en paradoxaal genoeg vormt de internationale politiek van neoliberale armoedebestrijding een directe bedreiging voor de verzorgingsstaat. Als de sociale zekerheid verdwijnt, dan is het logische gevolg dat de bescherming van de bevolking militair of door de politie gebeurt.

Of met andere woorden: mensen die in onzekerheid leven, mensen die bang zijn en bij wie de angst nog wordt aangewakkerd, handelen zeer rationeel wanneer ze hun toevlucht zoeken tot een partij die hen bescherming biedt. Dat die partij racistisch is, kan hen niet deren. Ook zij denken dat het de laagste ‘gevaarlijke klassen’ zijn die hen bedreigen. De bescherming die deze partij, en met haar ook de andere democratische partijen, te bieden heeft, is de bescherming van politie.

Wanneer de democratische partijen het Vlaams Belang willen tegen gaan, kunnen ze iets doen aan de interculturele samenleving of aan onderwijs. Ze kunnen echter ook iets doen aan een ander soort bescherming, zoals de socialistische partij dat honderd jaar geleden al deed. Biedt mensen werk met degelijke lonen, sociale rechten en hoop op een betere toekomst. Of nog met andere woorden: men kan het racisme ook op sociaal-economisch vlak bestrijden. We hebben nog niet alles geprobeerd.

Waarom proberen we niet een economisch beleid te voeren dat afstand neemt van de neoliberale dogma’s en zorgt voor werk? Dat hier en daar weer grenzen durft trekken, dat een verstandige keuze maakt tussen een open economie en beschermde sectoren? Dat afspraken maakt met de handelspartners in Noord en Zuid over wie wat maakt en wie wat waar verkoopt?  Dat rekening houdt met de draagkracht van de planeet? Dat sommige sectoren aan de markt durft onttrekken? Dat zorgt voor openbare diensten die iedereen gelijke toegang verlenen? Waarom proberen we niet een sociaal beleid te voeren dat mensen werk geeft en met elkaar laat samenwerken, in plaats van met elkaar in concurrentie te gaan? Dat mensen rechten geeft en de angst over de toekomst laat verdwijnen. Dat mensen hoop geeft dat het ook voor hun kinderen goed zal gaan?

Het is een dergelijk beleid dat de andersmondialiseringsbeweging voor ogen heeft, een beleid waar ook de vakbonden zich kunnen voor inzetten, hier én in de derde wereld. Een wereld waarin iedereen rechten heeft en niemand bang hoeft te zijn. Een wereld waarin migratie geen overlevingsstrategie moet zijn. Een wereld waarin de machtsverhoudingen zijn omgedraaid en angst niet langer als bron van macht moet worden gebruikt. Een wereld die is bevrijd van de angst, een geëmancipeerde wereld.

De kiezers van het Vlaams Belang zijn inderdaad collectief verantwoordelijk voor wat hun partij aanricht. Maar wij kunnen die kiezers niet vragen een andere keuze te maken, zo lang geen enkele andere partij een betere bescherming biedt. Een ‘warme’ samenleving is multidimensioneel, ze is niet enkel een kwestie van buurtfeestjes maar ook van rechten, politiek, sociaal, economisch en cultureel.

Het lijdt geen twijfel dat een Belgische regering die werk en sociale zekerheid biedt wel weer populair wordt. Het lijdt geen twijfel dat een Europese Unie die werk en sociale bescherming en een toekomst kan bieden wel aantrekkelijk wordt. Het staat als een paal boven water dat wanneer de ongelijkheid tussen Noord en Zuid kan verkleinen, met een duurzame ontwikkeling en rechtvaardige handel, ook de angst voor de mondialisering verdwijnt.

Een warme samenleving, het kan. Met ‘onze waarden’ die ook de waarden zijn van Afrikanen, Aziaten en Amerikanen. En voeg daar uiteraard een goed cultuurbeleid en een goed onderwijsbeleid met kleine kleuterklasjes bij, laat migranten Nederlands leren en ‘inburgeren’, U zal zien, het gaat vanzelf.

Francine Mestrum is Dr in de sociale wetenschappen, werkt aan de ULB en is de auteur van ‘De rattenvanger van Hamelen’, uitgegeven bij EPO, 2005.

Geef een reactie