Een paar bittere bedenkingen over Brussel
Ik ben hier zeventien jaar geleden komen wonen en kwam van Gent, de ‘tofste stad van Vlaanderen’. In de jaren ’80 had ik hier ook enkele jaren gewoond en vond hartje Brussel geweldig tof. Ik heb er beslist geen spijt van, want ‘leven in Vlaanderen’ na veertig jaar werken in een internationaal milieu, ik was er bang van.
Dit week-end heeft heel Vlaanderen kunnen zien hoe Brussel er aan toe is. Brussel Zuid, het is de accumulatie van alles wat hier fout gaat en dat is niet enkel de fout van Brussel Stad, niet enkel de fout van het Gewest, maar van heel Vlaanderen en heel Wallonië, van België dus.
Want ja, de drugshandel in uiteraard internationaal, en neen, er is nergens in dit land voldoende opvang voor daklozen en vluchtelingen, en neen, Brussel kent hoegenaamd geen goed bestuur.
Dit is de stad waar Vlaamse politici komen plassen in de perkjes van de piétonnier. Dit is de stad waar in het toeristische centrum al tien jaar lang wordt gewerkt, dit is de stad waar de fonteintjes werken maar er geen water uit komt, dit is de stad waar oranje vuilnisbakken met etensresten in volle warme zomer vier weken op straat blijven staan, dit is de stad waar in het hypercentrum de ratten elke avond aan hun festijn van hamburgers beginnen, dit is de stad waar je je op zondagochtend een weg moet banen tussen gebroken flessen, halve hamburgers en braaksel, dit is de stad waar verkeersvrije straten vol auto’s staan. Dit is de stad waar bedelaars naast de bankautomaten plaats vatten en vriendelijk de deur voor je open doen. Dit is de stad van schitterende ideeën die keer op keer slecht of niet worden uitgevoerd.
Je vraagt je af, en andere grote steden, hoe doen die het? Wel, ze doen het. Van Wenen tot Mexico City, het is er kraaknet.
Maar goed, Brussel Zuid is schoon gemaakt. Waarmee geen enkel probleem is opgelost. En het weer stil kan worden rond alle problemen die zoveel verder gaan dan drugs en criminaliteit.
Je hebt in deze stad buurtcomité’s die zich nu verenigd hebben en hun stem laten horen. Hopelijk wordt naar hen geluisterd. En je hebt in deze stad verenigingen die van de stad een dorp willen maken, die willen dat mensen ’s avonds hun stoel kunnen buiten zetten om met elkaar te praten, die vinden dat er te veel terrasjes zijn, te veel toeristen en te weinig ‘publieke’ ruimte. Maar de stad is geen dorp en moet dat vooral nooit worden. Er is ruimte zat voor gemeenschappelijke initiatieven, maar maak ze schoon aub. En ontmoet andere mensen, niet enkel die van ‘jou’ pleintje. Doe iets aan de leegstand. Doe iets aan de coördinatie van de werken. Maak van die perkjes echt onderhouden perkjes. Laat water stromen uit de fonteinen. Zet wat groen in die betonnen woestijnen van Brouckère, Munt en Beurs.
Ach, Brussel is zo’n geweldige stad, het is er goed leven, maar politici en kleinburgerlijke dorpse verenigingen kijken naar wat niet hoeft. Deze stad heeft zorg nodig, zorg voor de mensen, zorg voor de pleinen en straten, zorg voor ons allen, van kinderen tot bejaarden. Wij zullen de wereld niet redden, maar kijken naar wat elders in de wereld gebeurt zou ons een hele stap vooruit kunnen helpen.